Peelo
Peelo in het jaar 500
De wijk Peelo is in de jaren zeventig van de twintigste eeuw gebouwd op een plek die in de prehistorie al bewoond moet zijn geweest. Onderstaand verhaal is eerder verschenen in de wijkkrant van Peelo.
In 1040 schonk keizer Hendrik III bezittingen in Peelo aan de bisschop van Utrecht. Dit is de oudste vermelding van Peelo in de geschreven bronnen.
Peelo, circa 1930
Gegevens over Peelo vóór 1040 moeten we halen uit bet bodemarchief door middel van opgravingen. Het eerste oudheidkundig bodemonderzoek in het grondgebied van marke Peelo werd in l925 uitgevoerd door professor A.E. van Giffen. In de jaren 1977—1979 is de voormalige es van Peelo op grote schaal onderzocht onder leiding van dr. P.R. Kooi. (De es was bet gebied tussen het Peeloërespad, de Europaweg en de Groningerstraat). De resultaten van dit onderzoek waren verrassend. Over een oppervlak van ca. 7 ha werd een grote massa nederzettingssporen aangetroffen, bestaande uit verkleuringen in het zand. Deze verkleuringen waren ontstaan waar de mensen vroeger kuilen en greppels hadden gegraven voor de bouw van boerderijen, schuren, hutten, omheiningen en waterputten. Uit de analyse van deze sporen is de ontwikkeling van een nederzetting gedurende 900 jaar te volgen:
In de eerste eeuwen voor bet begin van de jaartelling (IJzertijd) bestond de nederzetting uit een aantal verspreid liggende boerderijen van 7×20 meter met woon— en stalruimte onder één kap. Het akkerland lag in de onmiddellijke nabijheid.
Omstreeks bet begin van de jaartelling werd de nederzetting van 3—4 boerderijen binnen een omheining van circa 50×50 meter geconcentreerd. Waarschijnlijk diende de omheining om het loslopende vee buiten de nederzetting te houden.
Peelo, circa 1977
In de Romeinse tijd (0—400 voor Christus) werd iedere boerderij omgeven door een eigen erf met graanschuren, weefhutten en waterputten. Het merkwaardige is dat het gehucht van 3—4 boerenbedrijven in deze periode stapsgewijs ongeveer 500 meter naar het westen verschoof. De verklaring daarvoor is dat in vroeger tijden de akkerbouw voornamelijk afhankelijk was van de natuurlijke vruchtbaar heid van de bodem. Door uitputting werd bet noodzakelijk steeds weer nieuwe gronden te ontginnen. De nederzetting verplaatste zich dan naar de nieuwe akkers. Aan het einde van de Romeinse tijd — vroege Middeleeuwen was er ook emplooi voor een smid. Deze vervaardigde ter plaatse in oventjes ijzer uit moeraserts.
Het hierboven beschreven gehucht kan worden beschouwd als de voorloper van het historische Peelo, waarvan de oude kern nog rond de Marsdijk te vinden is. Door ontginning van de heide kon bet gehucht na 1850 uitgroeien tot een dorp van enige omvang, dat door de nieuwste ontwikkelingen werd opgenomen in het woongebied van het veel jongere Assen.