Anreep en Schieven
Een korte geschiedenis van Anreep
Door Mieke Kraijer
Anreep aan de zuid-oostzijde van de huidige gemeente Assen behoort tot de oudste buurschappen van Drenthe. De naam Anreep wordt voor het eerst voor in een document uit het jaar 1141. Waarschijnlijk stond er echter al in de tiende eeuw minstens één boerderij. Maar ook in de prehistorie en rond het jaar 500 werd het gebied bewoond of door jagers bezocht. Enige tumuli en celtic fields, resten van een nederzetting en vondsten als een vuistbijl, beenderen, een wrijfsteen om graan te verpulveren en aardewerk bewijzen dit.
Het gebied van Anreep valt op door de aanwezigheid van verscheidene stroompjes en beekdalen. Een deel daarvan vormde een natuurlijke grens met het grondgebied van de naburige buurschappen. Zo is er aan de oost en zuidoostzijde het Deurzerdiep en de daarin uitvloeiende Ruimsloot. Verder is er het Anreperdiep, dat aan de west- en noordwestzijde de begrenzing vormde, het dal van de Diepstroeten en een klein dal aan de rand van de huidige bebouwing van Assen-oost. Het is dus niet verwonderlijk dat zowel Anreep als het later in haar gebied gestichte Schieven en Amelte namen dragen die tot water te herleiden zijn. Anreep (ook wel Anrijp of Anriep) moet komen van Aan de Reep, waarbij Reep smalle strook land, aan een stroom of bos grenzend, zou betekenen. Schieven kan komen van Scheven, een oud woord voor brug op houten steunen over beek of moeras, maar zou ook afgeleid kunnen zijn van Schei-ven, Scheide-veen, in de betekenis van grens en groenland. Amelte, dat oudtijds Amelde heette, is van Ame-lede, waarin het Germaanse woord ama staat voor beek of rivier en lede voor waterleiding, sloot.
Anreep
Anreep was en is wat het aantal bewoners betreft maar klein. Aanvankelijk stond er waarschijnlijk slechts één boerderij. In de vijftiende eeuw waren in de marke van Anreep (het onder Anreep vallende gebied) vier boeren belastingplichtig: Sueren, Scheven, Wilrekinge en Amelde, allen voor hetzelfde bedrag. In 1630 was het aantal boerderijen in de marke uitgebreid tot vijf, waarvan twee in Amelte en één in Schieven. Omdat in dat jaar opgegeven moest worden uit hoeveel personen boven de leeftijd van één jaar ieder huishouden bestond, weten we dat toen negenenveertig mensen op de drie locaties woonden. Ook het inwonende personeel was daarbij inbegrepen. In heel Drenthe woonden toen naar berekening bijna 3.000 mensen. Eén van de twee boerderijen op de locatie Anreep was die van de broers Lutje en Albert Harders en hun moeder. Deze was met 9 1/2 hectare bouwland en 10 hectare hooiland in gebruik en twee waardelen rechten in de gemeenschappelijke gronden van de marke verreweg de grootste in de wijde omgeving. De broers waren bovendien eigenaar van de andere boerderij in Anreep, die zij verpachtten. Een eeuw later waren er in de marke drie boerderijen bijgekomen, één in Schieven en twee in Anreep en was bijna alles verpacht. Tot kort voor het jaar 1800 was Anreep nog zeer bosrijk en had het veel bijzonder zwaar en voortreffelijk eikenhout.
De negentiende eeuw bracht grote veranderingen voor de marke van Anreep. Het gebied had eeuwen lang deel uitgemaakt van het dingspil, later de gemeente Rolde. In 1811 werd het echter, ondanks protesten van een aantal bewoners, toegevoegd aan de jonge gemeente Assen. Op dat moment zeker zo ingrijpend was de verdeling van het gebied in 1818. Deze zogenaamde marke-afscheiding vond plaats op verzoek van de gouverneur van Drenthe, Petrus Hofstede, die als eigenaar van de twee boerderijen in Amelte en koper van andere rechten de helft van de aandelen in de nog ongedeelde markegrond van Anreep bezat. Van de in totaal ruim 500 hectare veld en heide en het boerbos waaruit het markebezit toen bestond, kreeg hij de helft, en wel in de vorm van het zuidwestelijke deel ter hoogte van Geelbroek en het huidige Graswijk en het noordelijke deel, met daarin Amelte. De marke van Anreep ging verder met het centraal gelegen deel. Het gebied van Amelte werd door Hofstede beplant met eiken en dennen, werd tenslotte begin 1900 geheel kaal gekapt en ging in 1903 als één geheel over in handen van de jonge landmeter Engbertus Dreesman. Op het terrein stond toen alleen nog een klein jachthuis uit 1879, dat echter in 1916 deels afbrandde. Dreesman, die van Amelte een groot landbouwbedrijf wilde maken, bouwde langs de door het landgoed lopende weg Assen-Rolde een voor de streek kapitale boerderij en een experimentele ronde koestal, maar moest enige jaren later van zijn grote plannen afzien. Hij stichtte daarop nog drie boerderijen, waarvan één in het voormalige jachthuis, en verpachtte die, evenals zijn grote boerderij. In 1924 bouwde hij voor zichzelf nog een burgerwoning. Doordat Dreesman de paden opnieuw beplantte met eiken en beuken, heeft het gebied nog steeds een landgoed-achtig aanzien. Een deel van de oude essen- en padenstructuur is echter door de ontwikkelingen verdwenen.
Schieven
In Anreep en Schieven bleef het agrarisch gebruik ongewijzigd. Het overgebleven deel van de marke van Anreep werd officieel gescheiden in 1860 en zo goed als geheel verdeeld onder de rechthebbenden. Er stonden op dat moment twee boerderijen in Schieven; Anreep telde sinds de jaren veertig/vijftig negen bedrijven, waarvan twee maal twee onder één kap. Zes van die boerenplaatsen werden bewoond door de eigenaren, leden van de families Lunshof en Lesschen, één werd verpacht voor een Lunshof. De twee andere in Anreep en de twee in Schieven waren eigendom van een notaris in Oude Pekela en werden verpacht, maar kort daarop verkocht aan diverse boeren van elders. Aan het eind van de eeuw en de eerste vijfentwintig jaar daarna kwamen er nog verscheidene grotere en kleinere boerderijen bij, geheel in overeenstemming met het beeld in de rest van Drenthe. De versnelde ontginning van de heide, het gebruik van kunstmest en het overstappen op andere wijzen van bedrijfsvoering zijn hier debet aan. Aanvankelijk bleef nieuwbouw beperkt tot de beide kernen, maar in de twintigste eeuw waaierde de bebouwing uit en verschenen er boerderijen langs de huidige weg tussen Anreep en Ekehaar en langs het pad van Schieven naar Assen, de huidige Anreperstraat. De eenheid bleef echter bewaard doordat vrijwel steeds dicht bij de centrale es gebouwd werd. Ook maatschappelijk gezien bleef cohesie bestaan. De nieuwbouw kwam bijna geheel op conto van de plaatselijke families Meijeringh, Joling, Nijmeijer en Everts; de aloude boerschap Anreep – Schieven en de toch nog steeds kleine omvang van de gemeenschap deed de rest. Zo stonden er in 1930 in Anreep zestien boerderijen en boerderijtjes met in totaal 85 bewoners; in Schieven twaalf met ongeveer 50 bewoners. De gemeente Assen was op dat moment al gegroeid tot 14.510 mensen. Na 1930 kwamen er bijna geen boerderijen meer bij.
Tot het begin van de jaren zestig hadden alle boerderijen in Anreep en Schieven een agrarische bestemming. Daarna zette een steeds sneller verlopende ontwikkeling in. Het aantal melkende boeren daalde tot slechts één in het jaar 2001. Toch wordt nog ongeveer de helft van de panden bewoond door mensen die hier veelal reeds generaties lang wonen. Anreep en Schieven maken ook nog steeds een landelijke indruk. Dit komt omdat de oude structuur van essen en beekdalen, wegen en paden goed behouden is gebleven en op verscheidene plaatsen door eiken en boswallen wordt geaccentueerd. Ook hebben bijna alle gebouwen een agrarische oorsprong. Op een winkelpand uit 1931 na zijn er in Anreep geen burgerwoningen gebouwd; in Schieven slechts enkele, maar die staan op één na aan de rand van het gebied, dicht bij de bebouwing van Assen.